IJslandse Hond

IJslandse Hond

De IJslandse Hond is een vrolijke, vriendelijke, sociale, intelligente en leergierige hond. Evenwichtig en stabiel, moedig en onvermoeibaar.

Ze zijn verdraagzaam naar kinderen en kunnen goed om met andere huisdieren en soortgenoten.
Ze zijn zeer aanhankelijk naar hun baas en willen deel uitmaken van het gezin. Het zijn geen honden om vaak alleen te laten of in een kennel te stoppen.

Ze zeer attent op hun omgeving en zeer waaks. Bekend of onbekend bezoek wordt luidkeels, maar vriendelijk aangekondigd.


Deze honden hebben relatief weinig vachtverzorging nodig. Hun vacht is min-of-meer zelfreinigend. Zand en ander vuil valt uit de vacht tijdens het opdrogen. Tijdens de ruiperiode kunnen ze veel haar verliezen (voornamelijk de teefjes) en is het wel nodig om een paar keer per week het losse haar uit te kammen.

FCI – Standaard No. 289 / 29.11.2000 / GB
Vertaald door De Vereniging De IJslandse Hond Nederland. 

IJSLANDSE HOND


Oorspong: IJsland

Datum uitgifte van het orgineel 15 juni 2018

Gebruik HerdershondFCI groep Groep 5 Keesachtigen en oertypen Sectie 3 Noordelijke Waak- en Herdershond
Zonder werkkeuring


KORT HISTORISCH OVERZICHT:
De IJslandse Hond is de enige inheemse rashond van IJsland. Het is een afstammeling van de honden die door de Vikingen die IJsland koloniseerden (870-930) werden meegebracht. De honden werden onmisbaar bij het drijven en hoeden van de veestapel en bij het dagelijks werk op de boerderijen. Hun manier van werken heeft zich goed aangepast aan het landschap, de landbouwontwikkelingen en de harde levensomstandigheden van de IJslanders door de eeuwen heen.


ALGEMENE VERSCHIJNING:
De IJslandse Herdershond is een Noordelijke hoedende spits, iets kleiner dan middelgroot, robuust, met rechtopstaande oren en een gekrulde staart. Van opzij gezien is de hond rechthoekig. Zijn uitdrukking is zacht, intelligent en blij. Een zelfverzekerde en levendige uitstraling is typisch voor het ras. Er zijn twee soorten vachten, kort en lang, in alle gevallen dicht en zeer weerbestendig. Er is een duidelijk verschil tussen de geslachten.


BELANGRIJKE VERHOUDINGEN:
Van opzij gezien is de hond rechthoekig, de lichaamslengte vanaf de schoudertop tot aan het uiteinde van het heupbeen is groter dan de schofthoogte. De diepte van de borstkas is gelijk aan de lengte van de voorbenen. De snuit is iets korter dan de schedel.


GEDRAG EN TEMPERAMENT:
De IJslandse Hond is een robuuste en behendige herdersspits die blaft. Dit maakt hem erg geschikt voor het hoeden en drijven van schapen en ander vee. De IJslandse Hond is van nature erg waaks en kondigt bezoekers aan met zijn stem zonder agressief te zijn. Het ras is vrolijk, vriendelijk, nieuwsgierig, speels en zelfverzekerd, en beschikt over een zachtaardig karakter.


HOOFD:
Krachtig gebouwd met strakke huid. Van boven en opzij gezien is het hoofd driehoekig.


SCHEDELGEBIED:
Schedel: Enigszins gewelfd.
Stop: Duidelijk uitgesproken maar niet diep of hoog.


GEZICHTSGEBIED:
Neus: Zwart van kleur, donkerbruin bij chocoladebruine en sommige crème honden.
Snuit: Goed ontwikkeld en sterk, met rechte neusbrug. De voorsnuit is iets korter dan de schedel en loopt gelijkmatig toe naar de neus, en vormt van boven zowel als van opzij gezien een stompe driehoek.
Lippen: Goed aangesloten. Zwart van kleur, donkerbruin bij chocoladebruine en sommige crème honden.
Gebit: Schaargebit, volledig gebit heeft de voorkeur.
Wangen: Vlak, goed gevuld.
Ogen: Amandelvormig en middelgroot. Donkerbruin van kleur, kunnen iets lichter zijn bij chocoladebruine en crème honden. De oogleden moeten zwart zijn, of donkerbruin bij chocoladebruine en crème honden. De uitdrukking moet mild zijn.
Oren: Rechtopstaand en middelgroot. De oren staan uit elkaar zonder laag aangezet te zijn. Ze vormen een bijna gelijkzijdige driehoek. De randen zijn stevig en de top een beetje afgerond. Zeer beweeglijk, reageren attent op geluid en laten de gemoedstoestand van de hond goed zien.


HALS:
Van gemiddelde lengte, droog en gespierd. Licht gebogen en het hoofd moet hoog gedragen worden.


LICHAAM:
Krachtig en in verhouding met de totale verschijning.
Rug: Recht, gespierd en sterk.
Lendenen: Breed, gespierd en redelijk kort.
Kruis: Enigszins kort en breed, licht hellend en goed gespierd.
Borstkas: Lang, diep en met goed gewelfde ribben.
Onderlijn en buik: Licht opgetrokken.


STAART:
Hoog aangezet en over de rug gekruld, de rug rakend.


BENEN:
VOORKANT: Algemene verschijning: Van voren gezien zijn de voorbenen recht, parallel en sterk. Normaal gehoekt.
Schouders: Schuin en gespierd.
Hubertusklauwen: Mogen dubbel zijn.
Voorvoeten: Enigszins ovaal, tenen goed gewelfd en dicht bijeen, met goed ontwikkelde voetkussens.

ACHTERKANT: Algemene verschijning: Van achteren gezien zijn de achterbenen recht, parallel en sterk. Normaal gehoekt.
Dijen: Breed en goed gespierd.
Hubertusklauwen: Goed ontwikkelde, dubbele Hubertusklauwen zijn wenselijk.
Achtervoeten: Enigszins ovaal, tenen goed gewelfd en dicht bijeen, met goed ontwikkelde voetkussens.


GANGWERK/BEWEGING:
De hond beweegt met goede stuwing, behendig en moeiteloos, en vertoont goed uithoudingsvermogen.

VACHT:
Dubbele vacht, dik en zeer weerbestendig.

Korthaar: De bovenvacht is enigszins hard, met een dichte en zachte ondervacht. De vacht is korter op het gezicht, boven op het hoofd, op de oren en op de voorzijde van de benen. Het is langer op de nek, borst en de achterkant van de dijen. De staart is dichtbehaard en de haarlengte is in overeenstemming met de rest van de vacht.

Langhaar: De bovenvacht is langer en enigszins hard, met een dichte en zachte ondervacht. De vacht is korter op het gezicht, boven op het hoofd, op de oren en op de voorzijde van de benen. Het is langer achter de oren, op de nek, schoft, borst en de achterkant van de dijen, met franje aan de achterzijde van de voorbenen. De staart is zeer dichtbehaard en de haarlengte is in overeenstemming met de rest van de vacht.

Kleur:
· Geel en rood in vele tinten, van crème tot roodbruin
· Grijstinten
· Chocoladebruin in verschillende tinten
· Zwart

Witte aftekening gaat altijd samen met de hoofdkleur, een lichtere kleur komt vaak voor aan de onderzijde van de hond, van hals tot staart.
Grijze en vaak ook gele en rode honden hebben een donker masker, donkere haarpunten in de bovenvacht en donkere haren in de gehele vacht (donkere bovenlaag/sable).
Zwarte en chocoladebruine honden hebben vaak de typische tan aftekeningen in een van de verschillende kleuren tan op de wangen, boven de ogen (wenkbrauwen), onder de staart, op de onderkant van de staart en op de benen.
Bonte honden hebben gekleurde platen op een witte achtergrond op het lichaam en kunnen ook de begeleidende witte aftekeningen hebben. De gekleurde platen, die in grootte kunnen variëren, moeten overheersen. De witte aftekeningen, die vaak onregelmatig zijn, bestaan uit een bles of een deel van het gezicht, de kraag, borst, sokken van afwisselende lengte en de punt van de staart.
Kleur op of bij de oren heeft de voorkeur.


MAAT:
De ideale schofthoogte is:
Reuen : 46 cm
Teven : 42 cm


FOUTEN:
Iedere afwijking van bovengenoemde punten is een fout en moet beoordeeld worden in de juiste verhouding tot de ernst van de fout met betrekking tot de gezondheid en het welzijn van de hond.
– Een zwarte of bruine mantel of een zadel bij een gele of rode hoofdkleur (hound markings)
– Zeer lichte ogen
– Ronde ogen
– Het ontbreken van Hubertusklauwen op de achterbenen


ERNSTIGE FOUTEN:
– Blauwe ogen
– Gele ogen


DISKWALIFICERENDE FOUTEN:
– Agressieve of erg schuwe honden
– Honden die duidelijk fysieke of gedragsmatige afwijkingen vertonen dienen te worden gediskwalificeerd

OPMERKING:
– Reuen moeten twee duidelijk normale testikels hebben die volledig in het scrotum zijn ingedaald
– Uitsluitend functioneel en klinisch gezonde honden met een bij het ras passende conformatie dienen voor het fokken te worden ingezet


Share by: